māṁ hi pārtha vyapāśritya, ye ’pi syuḥ pāpa-yonayaḥ
striyo vaiśyās tathā śūdrās, te ’pi yānti parāṁ gatim
Hier zegt de Allerhoogste Heer duidelijk dat er in devotionele dienst geen onderscheid bestaat tussen de hogere en lagere klassen van mensen. Deze onderscheidingen bestaan wel in een materialistische levensopvatting, maar voor een persoon die bezig is met devotionele dienst aan de Heer, bestaan ze niet. Iedereen komt in aanmerking om het allerhoogste doel te bereiken.
In het Śrīmad-Bhāgavatam (2.4.18) wordt gezegd dat zelfs de laagsten, zij die caṇḍāla’s (hondeneters) worden genoemd, gezuiverd kunnenworden door omgang met een zuivere toegewijde. Devotionele dienst en de begeleiding van een zuivere toegewijde zijn zo krachtig, dat er geen onderscheid bestaat tussen hogere en lagere klassen van mensen; iedereen kan zich erop toeleggen. De simpelste persoon die zijn toevlucht bij een zuivere toegewijde zoekt, kan door de juiste begeleiding worden gezuiverd.
Overeenkomstig de verschillende hoedanigheden van de materiële natuur horen mensen bij de hoedanigheid goedheid (brāhmaṇa’s), de hoedanigheid hartstocht (kṣatriya’s of bestuurders), de gemengde hoedanigheden hartstocht en onwetendheid (vaiśya’s of handelaars) en de hoedanigheid onwetendheid (śūdra’s of arbeiders). Zij die lager zijn dan deze klassen worden caṇḍāla’s genoemd en worden in zondige families geboren. Over het algemeen is het gezelschap van degenen die in zondige families geboren zijn onaanvaardbaar voor de hogere klassen. Maar het proces van devotionele dienst is zo krachtig, dat de zuivere toegewijde van de Allerhoogste Heer mensen van alle lagere klassen in staat kan stellen om de hoogste perfectie van het leven te bereiken. Dit is alleen mogelijk wanneer men zijn toevlucht bij Kṛṣṇa zoekt. Zoals hier door het woord ‘vyapāśritya’ wordt aangegeven, moet iemand volledig zijn toevlucht zoeken bij Kṛṣṇa. Dan kan iemand veel verhevener worden dan grote jñāni’sof yogī’s.