śrī-bhagavān uvāca
tri-vidhā bhavati śraddhā, dehināṁ sā svabhāva-jā
sāttvikī rājasī caiva, tāmasī ceti tāṁ śṛṇu
Zij die de regels en bepalingen van de heilige teksten kennen, maar ze uit luiheid of lusteloosheid niet meer volgen, worden door de hoedanigheden van de materiële natuur beheerst. Overeenkomstig hun vroegere activiteiten in de hoedanigheden goedheid, hartstocht of onwetendheid, verwerven ze zich een aard die bij een bepaalde kwaliteit hoort. Het contact tussen het levend wezen en de verschillende hoedanigheden van de materiële natuur is al een eeuwigheid aan de gang; vanaf het moment dat het levend wezen in aanraking kwam met de materiële natuur, heeft het verschillende mentaliteiten aangenomen overeenkomstig het contact dat het met de materiële hoedanigheden had. Maar deze aard kan men veranderen door met een bonafide spiritueel leraar om te gaan en zich neer te leggen bij zijn regels en die van de heilige teksten. Geleidelijk aan kan iemand zijn positie veranderen, van onwetendheid naar goedheid of van hartstocht naar goedheid.
De conclusie is dat een blind geloof volgens een bepaalde hoedanigheid van de materiële natuur iemand niet kan helpen het niveau van perfectie te bereiken. Men moet de dingen met behulp van zijn intelligentie en in het gezelschap van een bonafide spiritueel leraar zorgvuldig overwegen. Op die manier kan men van positie veranderen en naar een hogere hoedanigheid van de materiële natuur overgaan.