rajasi pralayaṁ gatvā, karma-saṅgiṣu jāyate
tathā pralīnas tamasi, mūḍha-yoniṣu jāyate
Sommige mensen hebben het idee dat als de ziel het niveau van het menselijk leven bereikt, ze nooit weer kan afdalen. Dat is onjuist. Volgens dit vers zal iemand die de hoedanigheid onwetendheid heeft ontwikkeld, na zijn dood gedegradeerd worden naar een dierlijke levensvorm. Vanuit die positie moet men zich door een evolutionair proces opnieuw verheffen om weer tot een menselijke levensvorm te komen. Zij die het menselijk leven werkelijk serieus nemen, moeten zich daarom toeleggen op het ontwikkelen van de hoedanigheid goedheid en in goed gezelschap de hoedanigheden overstijgen en Kṛṣṇa-bewust worden. Dit is het doel van het menselijk leven. Anders is het niet zeker of het menselijk wezen opnieuw de menselijke status zal krijgen.