Listen to Sloka 1

śrī-bhagavān uvāca

paraḿ bhūyaḥ pravakṣyāmi jñānānāḿ jñānam uttamam

yaj jñātvā munayaḥ sarve parāḿ siddhim ito gatāḥ

De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: Opnieuw zal Ik je deze allerhoogste wijsheid uiteenzetten, de beste van alle kennis, waardoor alle wijzen die haar bevatten, de allerhoogste volmaaktheid hebben bereikt.

Listen to Sloka 2

idaḿ jñānam upāśritya mama sādharmyam āgatāḥ

sarge’pi nopajāyante pralaye na vyathanti ca

Door gegrond te raken in deze kennis, kan men dezelfde transcendentale zijnstoestand bereiken als die van Mij. Wie daarin gevestigd raakt, wordt niet geboren op het moment van de schepping en raakt niet verstoord wanneer alles vernietigd wordt.

Listen to Sloka 3

mama yonir mahad brahma tasmin garbhaḿ dadhāmy aham

saḿbhavaḥ sarva-bhūtānāḿ tato bhavati bhārata

De totale materiele substantie, die Brahman genoemd wordt, is de oorsprong van alle geboorte, o afstammeling van Bharata, en het is dat Brahman dat Ik bevruchten dat de geboorten van alle levende wezens mogelijk maakt.

Listen to Sloka 4

sarva-yoniṣu kaunteya mūrtayaḥ saḿbhavanti yāḥ

tāsāḿ brahma mahad yonir ahaḿ bīja-pradaḥ pitā

Weet, o zoon van Kunti, dat alle levensvormen kunnen bestaan door hun geboorte in de materiele natuur en dat Ik de vader ben die het zaad geeft.

Listen to Sloka 5

sattvaḿ rajas tama iti guṇāḥ prakṛti-saḿbhavāḥ

nibadhnanti mahā-bāho dehe dehinam avyayam

De materiele natuur bestaat uit drie hoedanigheden: goedheid, hartstocht en onwetendheid. Wanneer het eeuwig levend wezen in aanraking komt met de materiele natuur, o sterkarmige Arjuna, raakt het door deze hoedanigheden geconditioneerd.

Listen to Sloka 6

tatra sattvaḿ nirmalatvāt prakāśakam anāmayam

sukha-sańgena badhnāti jñāna-sańgena cānagha

O zondeloze, de hoedanigheid goedheid, die zuiverder is dan de andere twee, is verlichtend en bevrijdt iemand van de karmische reacties op zijn zonden. Zij die zich in deze hoedanigheid bevinden, raken geconditioneerd door een gevoel van geluk en kennis.

Listen to Sloka 7

rajo rāgātmakaḿ viddhi tṛṣṇāsańga-samudbhavam

tan nibadhnāti kaunteya karma-sańgena dehinam.

De hoedanigheid hartstocht komt voort uit ontelbare verlangens en begeerten, o zoon van Kunté, en zo raakt het belichaamde levend wezen gebonden door materiele, resultaatgerichte activiteiten.

Listen to Sloka 8

tamas tv ajñāna-jaḿ viddhi mohanaḿ sarva-dehinām

pramādālasya-nidrābhis tan nibadhnāti bhārata

O afstammeling van Bharata, weet dat de hoedanigheid duisternis, die voortkomt uit onwetendheid, de waan is waarin alle belichaamde levende wezens leven. De resultaten van deze hoedanigheid, die de geconditioneerde ziel gebonden houden, zijn waanzin, luiheid en slaap.

Listen to Sloka 9

sattvaḿ sukhe saṣjayati rajaḥ karmaṇi bhārata

jñānam āvṛtya tu tamaḥ pramāde saṣjayaty uta

O afstammeling van Bharata, door de hoedanigheid goedheid raakt men geconditioneerd door geluk; door de hoedanigheid hartstocht raakt men geconditioneerd door resultaatgericht werk, en de hoedanigheid onwetendheid, die iemands kennis versluiert, bindt iemand aan waanzin.

Listen to Sloka 10

rajas tamaś cābhibhūya sattvaḿ bhavati bhārata

rajaḥ sattvaḿ tamaś caiva tamaḥ sattvaḿ rajas tathā

Soms heeft de hoedanigheid goedheid de overhand en verdrijft ze de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid, o afstammeling van Bharata. Soms verdrijft de hoedanigheid hartstocht goedheid en onwetendheid en dan weer verdrijft onwetendheid goedheid en hartstocht. Op die manier is er altijd strijd om de overmacht.

Listen to Sloka 11

sarva-dvāreṣu dehe’smin prakāśa upajāyate

jñānaḿ yadā tadā vidyād vivṛddhaḿ sattvam ity uta

De aanwezigheid van de hoedanigheid goedheid kan worden ervaren wanneer alle poorten van het lichaam door kennis worden verlicht.

Listen to Sloka 12

lobhaḥ pravṛttir ārambhaḥ karmaṇām aśamaḥ spṛhā

rajasy etāni jāyante vivṛddhe bharatarṣabha

O beste onder de Bhärata’s, wanneer de hoedanigheid hartstocht toeneemt, beginnen de kenmerken van grote gehechtheid, resultaatgerichte activiteit, zeer grote inspanning, onbedwingbare begeerte en vurig verlangen zich te ontwikkelen.

Listen to Sloka 13

aprakāśo’pravṛttiś ca pramādo moha eva ca

tamasy etāni jāyante vivṛddhe kuru-nandana

Wanneer de hoedanigheid onwetendheid toeneemt, o zoon van Kuru, worden duisternis, daadloosheid, waanzin en illusie zichtbaar.

Listen to Sloka 14

yadā sattve pravṛddhe tu pralayaḿ yāti deha-bhṛt

tadottama-vidāḿ lokān amalān pratipadyate

Wie sterft in de hoedanigheid goedheid, bereikt de zuivere, hogere planeten van de grote wijzen.

Listen to Sloka 15

rajasi pralayaḿ gatvā karma-sańgiṣu jāyate

tathā pralīnas tamasi mūḍha-yoniṣu jāyate

Wie sterft in de hoedanigheid hartstocht, wordt geboren onder degenen die zich bezighouden met resultaatgerichte activiteiten. En wie sterft in de hoedanigheid onwetendheid, wordt in het dierenrijk geboren.

Listen to Sloka 16

karmaṇaḥ sukṛtasyāhuḥ sāttvikaḿ nirmalaḿ phalam

rajasas tu phalaḿ duḥkham ajñānaḿ tamasaḥ phalam

Het resultaat van vrome activiteiten is zuiver en is in de hoedanigheid goedheid. Maar activiteiten die in de hoedanigheid hartstocht worden gedaan, leiden tot ellende en activiteiten in de hoedanigheid onwetendheid leiden tot dwaasheid.

Listen to Sloka 17

sattvāt saḿjāyate jñānaḿ rajaso lobha eva ca

pramāda-mohau tamaso bhavato’jñānam eva ca

Uit de hoedanigheid goedheid komt werkelijke kennis voort; uit de hoedanigheid hartstocht komt hebzucht voort, en uit de hoedanigheid onwetendheid komen dwaasheid, waanzin en illusie voort.

Listen to Sloka 18

ūrdhvaḿ gacchanti sattva-sthā madhye tiṣṭhanti rājasāḥ

jaghanya-guṇa-vṛtta-sthā adho gacchanti tāmasāḥ

Zij die zich in de hoedanigheid goedheid bevinden gaan geleidelijk aan omhoog naar de hogere planeten; degenen in de hoedanigheid hartstocht leven op de aardse planeten, en personen in de weerzinwekkende hoedanigheid onwetendheid dalen af naar de helse werelden.

Listen to Sloka 19

nānyaḿ guṇebhyaḥ kartāraḿ yadā draṣṭānupaśyati

guṇebhyaś ca paraḿ vetti mad-bhāvaḿ so’dhigacchati

Wie goed beseft dat tijdens alle activiteiten niets anders dan deze drie hoedanigheden van de materiele natuur werkzaam zijn en wie de Allerhoogste Heer, die aan al deze hoedanigheden ontstegen is, kent, bereikt Mijn spirituele natuur.

Listen to Sloka 20

guṇān etān atītya trīn dehī deha-samudbhavān

janma-mṛtyu-jarā-duḥkhair vimukto’mṛtam aśnute

Wanneer het belichaamde levend wezen in staat is te ontstijgen aan deze drie hoedanigheden die in verband staan met het materiele lichaam, dan kan het bevrijd raken van geboorte, dood, ouderdom en de ellende daarvan en kan het zelfs in dit leven al van nectar genieten.

Listen to Sloka 21

arjuna uvāca

kair lińgais trīn guṇān etān atīto bhavati prabho

kim-ācāraḥ kathaḿ caitāḿs trīn guṇān ativartate

Arjuna vroeg: O Heer, waaraan kan men iemand herkennen die aan deze drie hoedanigheden ontstegen is? Hoe gedraagt hij zich? En hoe ontstijgt hij aan de drie hoedanigheden van de materiele natuur?

Listen to Sloka 22-25

śrī-bhagavān uvāca

prakāśaḿ ca pravṛttiḿ ca moham eva ca pāṇḍava

na dveṣṭi saḿpravṛttāni na nivṛttāni kāńkṣati

udāsīnavad āsīno guṇair yo na vicālyate

guṇā vartanta ity eva yo’vatiṣṭhati neńgate

sama-duḥkha-sukhaḥ svasthaḥ sama-loṣṭāśma-kāñcanaḥ

tulya-priyāpriyo dhīras tulya-nindātma-saḿstutiḥ

mānāpamānayos tulyas tulyo mitrāri-pakṣayoḥ

sarvārambha-parityāgī guṇātītaḥ sa ucyate

De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: O zoon van Pāṇḍu, wie geen hekel heeft aan verlichting, gehechtheid en illusie wanneer deze zich voordoen, maar er evenmin naar verlangt wanneer ze verdwijnen; wie onbewogen en onverstoorbaar is tijdens al deze wisselwerkingen van de materiele hoedanigheden en neutraal en transcendentaal blijft, omdat hij weet dat alleen de hoedanigheden werkzaam zijn; wie verankerd is in het zelf en geluk en ellende als hetzelfde beschouwt; wie dezelfde waarde hecht aan een kluit aarde, een steen en een brok goud; wie neutraal is ten opzichte van alles wat wenselijk en niet wenselijk is; wie standvastig is en gelijkmoedig blijft tijdens eer en schande of wanneer hij geprezen wordt of bespot; wie vriend en vijand op dezelfde manier behandelt en zich van alle materiele activiteiten onthecht heeft—van zo’n persoon wordt gezegd dat hij aan de drie hoedanigheden van de materiele natuur ontstegen is.

Listen to Sloka 26

māḿ ca yo’vyabhicāreṇa bhakti-yogena sevate

sa guṇān samatītyaitān brahma-bhūyāya kalpate

Wie in alle omstandigheden volledig en onfeilbaar opgaat in devotionele dienst, ontstijgt onmiddellijk aan de hoedanigheden van de materiele natuur en komt zo tot het niveau van Brahman.

Listen to Sloka 27

brahmaṇo hi pratiṣṭhāham amṛtasyāvyayasya ca

śāśvatasya ca dharmasya sukhasyaikāntikasya ca

En Ik ben de basis van het onpersoonlijk Brahman, dat onsterfelijk, onvergankelijk en eeuwig is en dat de wezensstaat van de allerhoogste vreugde is.

 

EINDE HOOFDSTUK VEERTIEN
De drie hoedanigheden van de materiele natuur